Verzekering: onderzoek door verzekeraar
In de rubriek ´Uitspraak van de maand´ komen voor onze praktijk relevante uitspraken aan bod en informeren wij u over de actualiteiten.
Deze maand behandel ik een uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant met nummer ECLI:NL:RBOBR:2023:4856 over het verschil tussen feitenonderzoek en persoonlijk onderzoek na een claim op een verzekering en de gevolgen daarvan voor de medewerkingsplicht van verzekerden en de dekking onder de polis.
Verzekerde claimt een brandschade aan een chalet. De verzekeraar laat onderzoek doen naar de toedracht en oorzaak van de brand. Dit onderzoek omvat ook een tactisch onderzoek, waarbij interviews worden afgenomen en telefoonspecificaties worden opgevraagd. De verslagleggingen van de interviews worden niet ondertekend en de telefoonspecificaties worden, ondanks eerdere toezeggingen niet afgegeven. De verzekeraar wijst de dekking onder de polis met een beroep op een schending van de medewerkingsplicht.
De kantonrechter beoordeelt eerst of het tactisch onderzoek een feitenonderzoek of persoonlijk onderzoek is. Het feitenonderzoek wordt ingesteld naar feiten, omstandigheden en gedragingen van een betrokkene die nodig zijn voor de beoordeling van de schadeclaim. Feitenonderzoek richt zich op informatiebronnen waarvoor een verzekeraar geen bijzondere moeite hoeft te doen om ze te raadplegen, zoals algemeen toegankelijk informatie, publiekelijke informatie en informatie uit eigen bronnen.
Het persoonlijk onderzoek is gericht op gedragingen van betrokkene, waarbij bijzondere onderzoeksmethoden of bijzondere onderzoeksmiddelen worden gebruikt. Een persoonlijk onderzoek richt zich primair op de persoon en kan een inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene. Een verzekeraar kan een persoonlijk onderzoek instellen nadat het feiten onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft voor een beslissing of uit het feitenonderzoek een redelijk vermoeden van fraude is ontstaan.
De kantonrechter oordeelt dat het tactisch onderzoek een persoonlijk onderzoek is. Dat blijkt uit het feit dat interviews worden afgenomen, informatie is ingewonnen bij campinggasten en medewerkers en het opvragen van gespreksspecificaties van de telefoons. Deze handelingen duiden onderzoek naar de gedragingen van verzekerden en kunnen een inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verzekerden.
Een inbreuk op de levenssfeer is onrechtmatig, tenzij daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. Of sprake is van een rechtvaardigingsgrond is afhankelijk van een belangenafweging tussen enerzijds de ernst van de inbreuk op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en anderzijds de belangen die met de inbreuk worden gediend. De Gedragscode Persoonlijk Onderzoek van het Verbond van Verzekeraars beoogt invulling te geven aan deze belangafweging. Het uitgangspunt is dat handelen in strijd met de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek een ongerechtvaardigde en dus onrechtmatige inbreuk oplevert.
De kantonrechter concludeert dat de verzekeraar in strijd met de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek heeft gehandeld en dat het onderzoek op onrechtmatige gronden is uitgevoerd. De verzekerde heeft dus terecht niet meegewerkt aan het onderzoek. Het beroep van de verzekeraar op schending van de medewerkingsplicht slaagt niet en de verzekeraar moet dus alsnog uitkeren.